Zesentwintig waarschuwingen heeft ING ontvangen over de diefstal van mijn trustbedrijf en het witwassen door de handelstak van dat bedrijf. Die signalen kwamen niet alleen van mij en mijn advocaten, maar ook van correspondentbank Barclays en de FIOD. ING deed niets en heeft geen van de signalen serieus genomen. Dit is Waarschuwing nr 3.
Ik stuur Jan Zegering Hadders ‘strikt persoonlijk & vertrouwelijk’ de beschikking van de Ondernemingskamer van 22 maart 2006 ‘inzake de handel en wandel van De Ruiter, Paap en Rozenboom in mijn vennootschappen’. ‘Ik vraag hiervoor graag de aandacht van jou of jouw juristen. Ik ben erg ongelukkig met de gehele gang van zaken. Het blijkt een grote graai partij te zijn geweest in mijn vennootschappen.’
In de beschikking gelast de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Van Doorn Corporate Management Group als houdster van de aandelen in VDMH, dat de moeder is van Van Doorn Management The Netherlands (VDMTN), Fipardo Holding en twee andere dochtermaatschappijen die het trustbedrijf vormen. De redenen voor dit onderzoek zijn:
- de verkoop van vier dochtervennootschappen van VDMH aan Caute Investments Ltd, een onderneming van De Ruiter, zonder dat de opbrengst daarvan is gebruikt voor aflossing van de schuld die VDMH had aan Maatschappij Wilhelmina NV, een vennootschap van Van Doorn, terwijl dit duidelijk was afgesproken;
- de dreiging dat VDMH haar vordering van € 1.361.341 op International Fiscal Services (IFS) op Curaçao prijs geeft;
- het feit dat VDMH in opdracht van De Ruiter diverse omstreden financiële transacties zou hebben verricht.
Verder vindt de Ondernemingskamer het aannemelijk dat het bestuur van VDMH geen toestemming had voor de verkoop van de dochtervennootschappen respectievelijk voor de verkoop van deze vennootschappen zonder dat Caute Investments Ltd daarvoor hoefde te betalen.
‘Het moge dan wellicht zo zijn dat tevoren vaststond dat de beoogde koper van de dochtervennootschappen niet over de middelen beschikte om de koopprijs te voldoen, maar dat betekent nog niet dat VDMH de lening voor die koopprijs zou moeten verstrekken. Integendeel, uit de gang van zaken met betrekking tot het te nemen bestuursbesluit had het bestuur kunnen opmaken dat De Ruiter en Van Doorn met elkaar hadden afgesproken dat VDMH de kooppenningen zou ontvangen (om daarmee de schulden aan Wilhelmina en ING Bank N.V. af te lossen) en dat zij kennelijk onderling verder zouden afspreken hoe Caute Investments Ltd. in staat gesteld zou worden die kooppenningen aan VDMH te voldoen.’
De nadere afspraken waren volgens de Ondernemingskamer nodig om Van Doorn zijn zekerheden te laten behouden, te weten zijn
- pandrechten op de aandelen van VDMH in VDTN en Fipardo;
- conversierecht bij de verstrekte lening ad € 1.694.888 aan VDMH.