Eis hoger beroep Erwin de Ruiter: 34 maanden

Eis: gevangenisstraf van 34 maanden

Wegens lidmaatschap van een criminele organisatie, feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrifte en het witwassen van 112,5 miljoen euro eist advocaat-generaal Sacha Spoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 34 maanden en een beroepsverbod van vijf jaar tegen Erwin de Ruiter. Het Gerechtshof Amsterdam doet naar verwachting uitspraak op 18 november aanstaande.

In eerste instantie legde de rechtbank De Ruiter drie jaar cel op en een beroepsverbod van drie jaar. Dat de eis in hoger beroep twee maanden lager uitvalt, dankt de verdachte aan de lange duur van het proces. De advocaat-generaal eist daarentegen een langer beroepsverbod – vijf in plaats van drie jaar – om te voorkomen dat De Ruiter zijn praktijken vanuit Dubai voortzet. Hieronder volgen de belangrijkste passages uit het 42 pagina’s tellende requisitoir.

 

Oplichting buitenlandse fiscus

“Mijn verwijt aan verdachte ziet geenszins op het misleiden of benadelen van de Nederlandse Belastingdienst. Het gaat erom dat met behulp van valse documenten in dossiers van Nederlandse vennootschappen, buitenlandse belastingdiensten werden opgelicht, misleid en benadeeld en dat geld, waarover belasting had moeten worden afgedragen in het land, waar het verdiend was, via de omweg van Nederland werd witgewassen en overgebracht werd naar de offshore vennootschap in een belastingparadijs, waar ook op inkomsten weinig of geen belasting wordt geheven.” (p. 4/5)

Het verwijt is niet het misleiden of benadelen van de Nederlandse Belastingdienst, maar dat met behulp van valse documenten buitenlandse belastingdiensten werden opgelicht, misleid en benadeeld

“Dat betekent niet dat de door verdachte ingerichte structuur van doorstromen van geld legaal was. Het gaat in deze zaak niet om het doorstromen van geld zelf, maar om de wijze waarop de doorstromen gestalte krijgt. De gehele doorstroomconstructie hing immers van valsheden aan elkaar. Er werd gefactureerd voor werkzaamheden die nooit hebben plaatsgevonden en waarvan het ook nimmer de bedoeling was dat die zouden plaatsvinden.

Die valsheid is in Nederland gewoon strafbaar. De overeenkomsten en facturen moesten een schijnwerkelijkheid creëren op basis waarvan de winsten uit het land van de EU-debiteur van de UBO konden worden doorgesluisd naar het land van de offshore van diezelfde UBO, zodat die UBO die winst daar – onbelast – aan zichzelf kon uitkeren.”(p. 5)

“Indien de UBO de wens van de EU-debiteur direct zou hebben overgemaakt naar de offshore, dan zou dat meteen zijn opgevallen en nimmer zijn geaccepteerd door de lokale belastingdienst….” (p. 5/6)

“Of een doorstroomconstructie met een geheel of nagenoeg ontbrekende economische realiteit naar Nederlands (fiscaal) recht is/was toegestaan, is voor de bewezenverklaring dan ook niet relevant. De verdachte heeft ter zitting bovendien erkend dat die economische realiteit flinterdun was. Het doel was immers louter het creëren van fiscaal voordeel voor de cliënt, niet het daadwerkelijk overnemen of verrichten van activiteiten. De Nederlandse zienswijze inzake substance is echter niet doorslaggevend. Bepalend is wat de Duitse, Franse en Italiaanse fiscus eisten. Die moesten worden misleid en daartoe diende de constructie, want anders dan in Nederland, eisten zij wel substance.” (p. 6)

Rekenvoorbeeld

De advocaat-generaal geeft met een rekenvoorbeeld aan hoeveel belasting de cliënt bespaart dankzij de constructie. Het voorbeeld gaat uit van een winst van € 1.000.000 en een heffing van 25% aan vennootschapsbelasting in de thuisstaat van de EU-debiteur plus een heffing van 5% in de staat van de offshore vennootschap. (p.7)

“Normaliter te betalen       25% van 1.000.000    € 250.000

In de doorstroomstructuur:

Commissie trustbedrijf                                              €  50.000

Over naar offshore                                                     € 950.000

Belasting 5% over € 950.000                                    €  47.500

Totaal ten laste van winst                                          €  97.500

Besparing voor UBO                                                   € 152.500

De handelingen ten behoeve van deze oplichtingstructuur zijn de volgende:

  • De klanten werden aangebracht via de banken in Monaco, meestal de CMB bank, onderdeel van Mediobanca (Italië) Deze bank brengt de Italiaanse klanten aan via Cofimo SAM, een aan (het trustbedrijf) en dus aan verdachte gelieerde onderneming.
  • Nadat de klant is gescreend door Cofimo wordt een structuur aangeboden, in samenwerking met de handelstak van het Nederlandse trustkantoor, dat beschikte over de Nederlandse inhouses (eigen vennootschappen van het trustkantoor). Screening is belangrijk. Criminelen wilde verdachte niet, dat geeft teveel risico op vragen en mogelijke onderzoeken naar de herkomst van het geld. Het geld moest legaal verdiend zijn.
  • In overleg met de klant wordt een offshore opgericht of aangedragen door Cofimo. De offshores worden deels opgericht door E&E Ltd, een vennootschap van F. en verdachte. Het bestuur is veelal in handen van MHC Sa, met als directeuren de heer P. en mevrouw B.
  • De UBO is de klant. Dat is bekend bij Cofimo, waar de fiche cliënt wordt opgemaakt en getekend door alle drie de directeuren…
  • Ten behoeve van de structuur worden overeenkomsten opgemaakt, die betrekking hebben op het bedrijf van de EU-debiteur en gesloten worden tussen die EU-debiteur en de inhouse. Op basis van die overeenkomst kan gefactureerd worden. Na aftrek van fee van rond de 5%, wordt het geld doorgeboekt naar de desbetreffende offshore, wederom op basis van een overeenkomst en facturen.
  • Omdat een UBO veelal te laat ontdekt dat hij veel winst maakt en daar een oplossing voor wil of CMB (Mediobanca) pas als de winst gemaakt is, ziet dat het een interessante zaak is voor Cofimo SAM en voor hun klant tegelijkertijd, moeten overeenkomsten en facturen in het algemeen “geantedateerd” worden. Het contact wordt gelegd nadat het geld is verdiend. De belastingdienst werkt achteraf en de aangifte kan nog wel een paar jaar later komen. Als in die tussentijd een structuur wordt opgezet met overeenkomsten en facturen, die netjes in de boeken van alle partijen verantwoord wordt met de juiste beschrijving, werkzaamheden en data, dan is de cirkel rond.” (p. 8)
Samengevat:

Het komt er in de praktijk op neer dat het initiatief komt van Mediobanca in ltalië. Als Mediobanca een klacht krijgt van een Italiaanse ondernemer, dat hij teveel belasting betaalt, dan verwijst Mediobanca haar cliënt naar haar bankdochter in Monaco: de Compagnie Monagasque de Banque, de CMB. Op haar beurt schakelt CMB haar (ex) dochterbedrijf Cofimo in Monaco in voor assistentie. Cofimo werkt een structuur uit met ‘schijnfacturen’ en heeft nu alleen nog een betaalkantoor nodig in een EU-lidstaat met een soepele toezichthouder. In dit geval NL.
Het betaalkantoor heeft nu een lokale NL bank nodig, die niet te veel vragen stelt bij grotere betalingen, die de ene dag binnen komen en de volgende dag minus 5% commissie warden doorgeboekt naar belastingparadijs Monaco. ING was zo een bank. ING stelde geen vragen. ING negeerde zelfs de voortdurende waarschuwingen van Barclays Monaco (2006), van de Fiod en de OvJ (2007), van DNB (onder dwangsom) en van Sam van Doorn (24x).
Zo was de cirkel keurig rond: Mediobanca heeft een tevreden klant, die valse facturen uit NL betaalt. De NL bank (ING) betaalt na ontvangst van de betaling uit Italië het bedrag de volgende dag minus (5%) door naar Monaco ten gunste van de Italiaanse ondernemer in privé. ING mag hierover ca. 0.9% internationale transferprovisie rekenen. Een win win situatie voor alle betrokkenen en de NL fiscus ondervindt hier geen nadeel van. De Italiaanse fiscus wel, dankzij de adviezen van Mediobanca …

Witwassen

“Ik acht wettig en overtuigend bewezen de criminele organisatie, waarvan verdachte de leiding heeft gegeven in de periode van 1 januari 2002 tot en met 29 september 2013 in Nederland, Monaco, de VAE en andere Europese landen, welke organisatie bestond uit verdachte, de heren P., R. en mevrouw Van W. alsmede de aan verdachte gelieerde vennootschappen…” (p.39)

“In alle zaken vinden meer overdrachten van geld plaats. Witwassen is een voortdurend delict. De verschillende overdrachten zijn telkens nieuwe witwashandelingen op grond van nieuwe misleidingen, verduisteringen en/of benadelingen van de Belastingdienst. De doorstroming van het geld is een vervolg op het eerste witwassen. De genoemde strafbare feiten zijn voltooid als het geld van de bankrekening van de EU-debiteur is overgeboekt op de rekening van de inhouse., Terwijl beide partijen duidelijk is dat dit wordt omringd door valse documenten die een schijnconstructie in de lucht houden, die zal voorkomen dat de Belastingdienst van het EU-land ontdekt dat zij misleid en benadeeld is. Naar de mening van het OM is er sprake van witwassen vanaf de eerste boeking bij de inhouse.” (p. 40)

“(…) Het totaal aan witgewassen geld bedraagt (…) € 107.185.233,39 + US $ 32.792.149,76. (…) Afgelopen dinsdag heb ik gezegd dat ik de categorie II-zaken, gezien de omvang van het gehele dossier, buiten beschouwing zal laten (…) Ook voor het witwassen geldt derhalve dat alleen de witgewassen gelden uit categorie I-zaken nog aan de orde zijn. (…) Het totaal van het witgewassen geld in die zaken betreft volgens het overzicht (…) € 86.306.722,67 en US $ 30.454.329,76.” (p. 41)

Ofwel: 112,5 miljoen euro in totaal voor de categorie I-zaken.

Strafmaat

“De trustsector ligt al jaren lang onder een vergrootglas. En terecht, een trust doet afbreuk aan de transparantie van de financiële markt en daardoor aan het vertrouwen in de financiële sector. Niet voor niets gaan er steeds meer stemmen op om de trust in ons Nederlands systeem niet meer toe te laten.

Maar dat is nu. Deze feiten speelden in de periode van 2002-2013. De trustsector was nog in bloei, er waren geen regels, weinig toezicht en het Nederlandse belastingsysteem, dat veel ruimte gaf aan internationale bedrijven, hielp mee om het doorstromen van geld door Nederland uitermate aantrekkelijk te laten zijn.

In deze ruimte zijn verdachte en de zijnen gesprongen en hebben een trustkantoor opgezet met vele internationale klanten. Als het daarbij gebleven was, was er weinig aan de hand. Zeker als het echt zo is dat verdachte er alles aan deed om zich aan de regels (geschreven en ongeschreven) van De Nederlandsche Bank te houden. Zoveel mogelijk transparant zijn, een goede screening doen van de klanten en alles documenteren.

Maar toen ontstond het idee van de handelstak. Was het omdat er om gevraagd werd door bevriende bankdirecteuren? Waren er klanten die eigenlijk meer wilden dan de trust te bieden had? In elk geval is verdachte ertoe overgegaan om klanten te helpen hun winsten onbelast naar een belastingparadijs te krijgen, terwijl de belastingdienst voor het land van herkomst het nakijken had.

Eigenlijk was het super eenvoudig. Er waren geen ingewikkelde structuren nodig, zoals bij een BTW-carrousel. Een Nederlandse BV en een offshore in een land, waar de belastingregels niet zo streng zijn, was voldoende. Alleen moest dat dossier gevuld worden met valse documenten. Maar als je een veelheid aan bedrijven en bedrijfjes hebt en een paar trouwe, goed luisterende medewerkers, is ook dat niet lastig. Zo kon het gebeuren dat deze fraude maar doorging, dat verdachte eerst vanuit Monaco en daarna vanuit Dubai zijn groot-geldzaken kon doen en dat de lokale belastingdiensten werden benadeeld voor miljoenen.

Zelf hield hij er een leuk zakcentje aan over. (…) De klanten verdienden er nog veel meer aan. Die kregen hun hele winst belastingvrij ter beschikking. Maar dat was niet mogelijk zonder dat verdachte en de zijnen bereid waren de structuurtjes te verzinnen en mee te werken aan deze kwalijke zaken. Natuurlijk voor een royale fee.

Het OM rekent verdachte zwaar aan dat hij de structuur heeft opgezet en al die tijd de leiding heeft genomen over de organisatie en nooit eerder heeft gedacht dat dit eigenlijk niet kon en dat het moest stoppen. Dat was eenvoudig geweest en had prima gekund. Daarbij heeft hij anderen meegetrokken in de criminaliteit, de heer P., mevrouw Van W. Zonder de inventiviteit van verdachte zouden zij waarschijnlijk niet tot deze strafbare feiten hebben kunnen komen.” (p. 42)

 

Deel dit artikel
Scroll naar boven